De evolutie van D66: hoe de partij dit jaar de grootste kon worden

2 dagen geleden 4

De zomer van 1966 was broeierig, in Amsterdam hing een revolutionaire, opgewonden sfeer. Een geest van verandering maakte zich meester van een groep ambtenaren, journalisten en intellectuelen. Ze waren samengebracht door de Algemeen Handelsblad-journalisten Hans Gruijters en Hans van Mierlo. Elke zaterdag discussieerden ze in hotel Krasnapolsky, op de Dam, over, zoals ze dat noemden, „de ernstige devaluatie van onze democratie”. En over de oprichting van een nieuwe partij: Democraten ’66.

Henk was lid van een comité van 37 leden dat een pamflet schreef, Appèl, dat opriep tot democratische vernieuwing, zoals een direct gekozen premier en een districtenstelsel. Vooruitstrevende ideeën maar, zegt Martine: „Het waren 36 mannen en maar één vrouw, hè?” Dat was Betty van Lookeren-Campagne. „Ik ging altijd mee naar Amsterdam en sprak dan met vriendinnen af. Betty kende niemand in Amsterdam en bleef daarom met haar man bij de vergadering zitten.”

Henk: „We hadden lange discussies over de vraag of we een politieke partij moesten worden, of een brede beweging. Van Mierlo geloofde ook in dat laatste.” Uiteindelijk werd D66, met enige aarzeling, toch een partij.

Martine: „Het oprichtingscongres was ontzettend druk. Ik beheerde de stencilmachine. De stencils raakten versleten. Ik moest razendsnel alle moties overtikken.”

Henk: „De stemming was enthousiast.”

Martine: „Ik was exact negen maanden na het oprichtingscongres van D66 uitgerekend van ons eerste kind. Dit gebeurde ook bij diverse andere partners van oprichters. De congresbaby’s, noemden we die.”

Opheffing

Een jaar later, in 1967, behaalde D66 zeven Tweede Kamerzetels. Een toostende Van Mierlo stond op de voorpagina van The New York Times. Veel D66’ers dachten toen nog: we blazen het starre, verzuilde politieke bestel op, en daarna heffen we de club weer op. 

D66 bijeen in hotel Krasnapolsky in 1967, vooraan lijsttrekker Hans van Mierlo.

D66 bijeen in hotel Krasnapolsky in 1967, vooraan lijsttrekker Hans van Mierlo.

Foto Ron Kroon/Anefo/Nationaal Archief

Ze hebben het er vaak over gehad, maar D66 heeft zichzelf nooit opgeheven. Sterker: in 2025 werd de partij voor het eerst in het bestaan de grootste bij Tweede Kamerverkiezingen. Met lijsttrekker Rob Jetten behaalde de partij 26 Kamerzetels. Deze weken neemt de partij het voortouw in de formatie van een nieuw kabinet. En als die lukt, en als Rob Jetten premier wordt, is de 59-jarige mars naar de macht van D66 voltooid. 

Jetten maakte gebruik van twee eigenschappen die langzaam in de partij zijn geslopen, en die door D66’ers vaak als nadelen, in plaats van voordelen worden gezien. Ten eerste is D66 in staat razendsnel het ene idee in te ruilen voor het andere. De Leidse politicoloog Simon Otjes zegt: „Elke verkiezing zeggen ze weer: dit is écht D66. Maar de ene keer gaat het over onderwijs, dan weer over klimaat, Europa of bestuurlijke vernieuwing.” 

Je weet nooit wat typisch D66 is. Het is meer een mentaliteit dan een set standpunten

Lees bijvoorbeeld het verkiezingsprogramma uit 1981, toen Jan Terlouw lijsttrekker was, zegt Otjes. „Dat programma straalde vooral een diep wantrouwen tegen technologie uit, alsof het een extra hoofdstuk van zijn boek Koning van Katoren was. Later is D66 juist gaan zeggen: voor alles is een technische oplossing. Dus je weet nooit wat typisch D66 is. Het is meer een mentaliteit dan een set standpunten.”

Dankzij die flexibiliteit kon Rob Jetten een strategische zet doen die na de verloren verkiezingen van 2023 was bedacht: hij , en over nationale trots, typische VVD-thema’s. Hij stond op podia voor een grote, wapperende Nederlandse vlag. Hij praatte bovendien over gemeenschapszin, van oudsher meer een CDA-idee.

Machtspartij

Daarbij kon D66 zichzelf als de meest logische machtspartij presenteren, die zowel naar links als naar rechts kan meebewegen. De aanloop naar die positie was lang. D66 heeft altijd een ingewikkelde verhouding tot de macht gehad. De partij was opgericht om de traditionele politieke verhoudingen te doorbreken, niet om er zelf aan mee te doen. Simon Otjes: „D66 is begonnen met een bestormersmentaliteit. Nu zijn ze een onmisbare systeempartij geworden. Er is geen Haags compromis meer te vinden waar de vingerafdrukken van D66 niet op zitten.”

Hans van Mierlo droomde van een partij zonder ideologie, zegt Afke Groen op het partijkantoor van D66. Ze is politicoloog en directeur van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van de partij. „Hij zag hoe oude ideologieën, zoals het liberalisme of de sociaal-democratie, de afstand tussen burger en politiek hadden vergroot. Hij wilde wegblijven bij alle -ismes. D66 moest pragmatisch blijven.”

Daarachter Over het belang van zelfontplooiing, over gelijkheid tussen mensen.” Maar al sinds de beginjaren, zegt Groen, zit D66 met hetzelfde dilemma: willen we rebels zijn of meebesturen? „D66 is steeds meer onderdeel geworden van het systeem dat het eerst uitdaagde.”

D66 moest aanvankelijk weinig hebben van de oude politieke verhoudingen. Maar de partij voelde zich duidelijk meer thuis op progressief-links. D66 ging meeregeren in het progressieve kabinet-Den Uyl, en Van Mierlo zag op links natuurlijke bondgenoten.

Afstand van de PvdA

Zijn opvolger Jan Terlouw, partijleider tussen 1973 en 1981, zorgde voor een kentering in dat denken. Otjes: „D66 had zwaar verloren vanwege de deelname aan het kabinet, zocht naar een nieuw profiel en nam daarom afstand van de PvdA. Dat was een bewuste keuze om het verlies weer te boven te komen.”

D66-leider Jan Terlouw op het Binnenhof tijdens de kabinetsformatie van 1981.

D66-leider Jan Terlouw op het Binnenhof tijdens de kabinetsformatie van 1981.

Foto Bert Verhoeff/ANP

Jan Terlouw sloot de VVD niet langer uit als coalitiepartner. Die nieuwe koers werd beloond: in 1981 behaalde D66 zeventien zetels, een winst van negen. Jetten liet een vergelijkbare ideologische lenigheid zien, toen hij zich dit jaar in de campagne impliciet richtte op teleurgestelde VVD-kiezers. Over zijn progressieve ideeën, die hij jarenlang had uitgedragen, hoorde je hem een stuk minder. In ieder geval was de Jetten van 2019 ver weg, toen hij het als pas begonnen partijleider in de Kerdijklezing had gehad over „grote idealen”, die „de drijvende kracht” van politiek moesten zijn.

D66 raakte in de jaren van Terlouw en Van Mierlo, die hem in 1986 weer opvolgde, steeds meer gericht op de macht. Zo werd de totstandkoming van het Paarse project gezien als een kroon op de ideeën van Van Mierlo. In 1994 werd het eerste kabinet zonder christen-democraten gevormd, met PvdA, VVD en D66. De laatste partij werd als de wegbereider van dit project gezien. Afke Groen: „Paars doorbrak de oude ideologische dogma’s, en liet zien dat je in de politiek tegenstellingen kan overbruggen.”

Overleg tussen Frits Bolkestein (VVD) (links), Hans van Mierlo (D66) (midden) en Herman Tjeenk Willink (rechts) in de aanloop naar het eerste Paarse kabinet in 1994. Wim Kok (PvdA) komt aanlopen.

Overleg tussen Frits Bolkestein (VVD) (links), Hans van Mierlo (D66) (midden) en Herman Tjeenk Willink (rechts) in de aanloop naar het eerste Paarse kabinet in 1994. Wim Kok (PvdA) komt aanlopen.

Foto Bert Verhoeff/ANP

Maar de partijen vonden elkaar niet in een gedeeld mensbeeld, maar vooral in hun kijk op een kleine overheid en meer ruimte voor de markt  – ideeën die toen links én rechts populair waren. Van Mierlo was als minister van Buitenlandse Zaken veel weg, en D66 heeft weinig plezier beleefd aan het experiment: er werd een jarenlange neergang ingezet. Van Mierlo zei er zelf over: „Als je een brug slaat, moet je niet verbaasd zijn dat er over je heen gelopen wordt.”

D66 leerde die jaren dat de partij één structureel probleem kent: er is geen vaste achterban. Kiezers kunnen razend enthousiast zijn, om bij de volgende verkiezingen massaal weg te lopen. D66’ers zeggen onderling dat ze voor veel kiezers de ideale tweede partij zijn. Afke Groen zegt: „Het heeft ook te maken met de ontzuiling, waar D66 een product van is. De partij moest onderdak bieden aan kiezers die afkomstig waren uit verschillende zuilen, maar heeft geen eigen zuil te bieden. Dat maakt D66 soms aantrekkelijk, maar soms gaan kiezers ook veel sneller weg.”

D66 leerde die jaren dat de partij één structureel probleem kent: er is geen vaste achterban

Stunde Null, zoals het ging heten, werd in 2006 bereikt. D66 had nog maar drie Kamerzetels over, stond zelfs even op nul zetels in de peilingen. Het moest anders, stond in een interne evaluatie. D66 was een matte bestuurderspartij geworden, „een clubje nette mensen”, zo werd toen geschreven. Afke Groen, die een kritische partijevaluatie schreef in 2023, had dat document erbij gepakt. „Het was heel herkenbaar. We hebben één fragment letterlijk gekopieerd en geplakt. Want we konden het nu niet beter zeggen dan toen.” 

Beide nederlagen (2006 en 2023) volgden op jaren waarin D66 meegeregeerd had. En beide keren was de conclusie achteraf dat de prijs te hoog was. Groen: „Het gaat steeds weer om het aloude dilemma van D66: stap je in een coalitie uit verantwoordelijkheidsgevoel of houd je meer profiel, meer kleur in de oppositie?” 

De evaluatie van 2023 was scherp, net als die van 2006: D66 was te „betweterig” geworden, redeneerde te veel vanuit de instituties, zoals de wetenschap of de rechterlijke macht. En zo deed D66 zichzelf geweld aan. Want was de partij niet ooit opgericht om de kloof tussen politiek en burger te verkleinen? Mede op basis van die evaluatie werd er in de laatste campagne voor gekozen een andere koers te gaan varen. 

Alexander Pechtold had in zijn jaren als partijleider , waar Jetten nog altijd op voortborduurt: D66 is zichzelf gaan zien (en presenteren) als de meest logische middenpartij, aantrekkelijk voor links én (centrum-)rechts.

D66-leider Alexander Pechtold in 2010 op het partijcongres. Rechts zijn voorganger Els Borst.

D66-leider Alexander Pechtold in 2010 op het partijcongres. Rechts zijn voorganger Els Borst.

Foto Maarten Hartman/ANP

‘Bijwagen van rechts’

Het is precies de positie die het CDA lange tijd had. Het gevolg daarvan, schreef oud-D66-medewerker Daniël Boomsma in 2021 in Vrij Nederland, is dat D66 in die jaren „een bijwagen van rechts” werd. Coalities worden in het huidige politieke landschap nu eenmaal vrijwel altijd over rechts gesloten. En zo is het lot van D66 de afgelopen jaren veel meer verbonden geraakt aan de VVD dan aan GroenLinks-PvdA, de partij die ook deze formatie weer snel buiten de deur stond.

Zoals het in de jaren zeventig ging over het mogelijke opheffen van D66, zo leeft de discussie over het bestaansrecht van D66 nog altijd in de partij, zegt Afke Groen. Ze reist veel naar afdelingen, en laat dan altijd een bandje horen. Ze laat het horen, het is een citaat uit een interview met Hans van Mierlo uit 1989: „Er is een verband tussen de abstracte machtscultuur en het dagelijks lot van mensen. D66 is er om dat verband te laten zien. ” Groen: „Kijk naar het toeslagenschandaal. Wij moeten er zijn om het lot van mensen centraal te stellen. Daar zit ons bestaansrecht.”

Er gaapt volgens haar (en andere politicologen) een diepe kloof tussen partijen die primair willen besturen, en partijen die vooral goed zijn in het benoemen van zorgen van hun kiezers. Die eerste groep is electoraal kwetsbaar, zegt ze, kijk maar naar NSC, dat na een mislukt regeringsavontuur alle twintig zetels verloor, terwijl de PVV, een voorbeeld van de tweede categorie, de meeste zetels wist te behouden. Groen: „D66 moet niet alleen een partij zijn die bestuurlijke verantwoordelijkheid neemt. We moeten ook de zorgen van kiezers blijven horen. Daar probeer ik de partij scherp op te houden.” 

Oude ideeën geschrapt

In oktober besloot het D66-congres een paar ideeën uit de begintijd te schrappen uit het verkiezingsprogramma: de gekozen burgemeester en de gekozen minister-president. Mede-oprichter Henk Gajentaan zegt dat D66 „natuurlijk veranderd” is, maar hij ziet hetzelfde „jeugdige enthousiasme” als in de beginjaren. Dat D66 naar rechts zou zijn opgeschoven, ziet hij niet. „Ik blijf het Van Mierlo nazeggen: links en rechts zijn oude begrippen. Daar geloof ik niet zo in.”

Martine: „Nederland is wel verrechtst, hoor. D66 ook. Ik zou ons liever wat linkser zien. Het is een slecht idee als Rob Jetten met JA21 gaat regeren.”

Henk: „We hebben nog altijd onze kernwaarden: grondrechten, het milieu, participatie van de burger. Die missie is geslaagd zodra Rob Jetten op het bordes staat.”

De journalistieke principes van NRC
Lees het hele artikel