De ‘matrix’ is ingeburgerd in het schaatsen, maar er blijven zwakke plekken – ‘Wijs toppers gewoon aan’

10 uren geleden 2

Wie mag er voor Nederland schaatsen voor medailles op de Winterspelen in Milaan? Daarover beschikken niet alleen prestaties op het ijs. Ook een op het oog sullig document dat afgelopen vrijdag door schaatsbond KNSB is gepubliceerd, speelt een cruciale rol.

Een lijstje honderd- en duizendtallen, willekeurig gerangschikt, zonder namen – dat is wat de leek ziet. Maar voor de schaatsers die op Tweede Kerstdag het ijs van Thialf opstappen voor het Olympisch Kwalificatietoernooi (OKT), kan deze ‘selectievolgorde’ bepalend zijn voor hun olympische dromen.

De selectievolgorde, in aanloop naar de Winterspelen in Vancouver van 2010 geïntroduceerd, is de afgelopen vijftien jaar ingeburgerd geraakt in het Nederlandse langebaanschaatsen. Het ingewikkelde gepuzzel dat ermee gepaard gaat, het tumult dat ontstaat als er naderhand toch schaatsers worden aangewezen voor een olympisch startbewijs ten koste van anderen: het is onderdeel geworden van de olympische voorpret. 

Aan de hand van data van de afgelopen vier Winterspelen onderzocht NRC de voorspellende waarde van de selectievolgorde en de ‘prestatiematrix’ die eraan ten grondslag ligt. En we vroegen aan betrokkenen, onder wie oud-schaatsers en coaches: is dit de beste en eerlijkste selectieprocedure voor de Olympische Winterspelen, die begin februari van start gaan?

‘De Jannen‘

Beslissingen optimaliseren, dát is het vak van Gerard Sierksma, emeritus hoogleraar Operations Research in Groningen. Op basis van statistiek en wiskunde ontwerpt hij modellen die kunnen helpen bij het zo efficiënt mogelijk, zo snel mogelijk of zo leuk mogelijk maken van een besluit. Sierksma is zelf schaatser en volgde de olympische kwalificatietoernooien al langer, toen hij zich in 2009 realiseerde: dit is óók een beslissingsproces. Hij stuurde een mail naar de KNSB en kreeg „bijna per ommegaande” een reactie, vertelt hij. Die luidde: laten we eens praten.

In het Nederlandse schaatsen was de kwalificatie voor de Winterspelen tot dan een combinatie van een OKT en wat in de wandelgangen ‘het kruisjesstelsel’ heette. Schaatsers konden zichzelf een beschermde positie bezorgen door in het voorseizoen goed te presteren: ze kregen dan een kruisje achter hun naam. „Mocht zich op het OKT een calamiteit voordoen”, zegt voormalig schaatskampioen Mark Tuitert, „zoals een val of ziekte, dan had je recht op een skate-off.”

Die selectieprocedure was niet waterdicht, zo ervoer Tuitert zelf op het OKT voor de Winterspelen van 2006. Als vicewereldkampioen op de 1.500 meter had hij een kruisje achter zijn naam, maar tijdens zijn rit maakte hij een misslag. „Tsja, is dat een calamiteit? Ik had me toen moeten laten vallen. Nu verloor ik veel tijd, maar maakte ik geen aanspraak op een skate-off.” Tuitert mocht niet naar de Olympische Spelen in Turijn.

Destijds werd de selectie voor de Spelen in toenemende mate ervaren als chaotisch en ondoorzichtig. Het laatste woord was aan de commissie topsport van de KNSB – in de schaatswereld ook wel bekend als ‘de Jannen’, omdat alle drie de leden Jan heetten. „Die hadden natuurlijk een onmogelijke opdracht”, zegt de ervaren schaatscoach Jac Orie. Tuitert: „Niemand vertrouwde de commissie.” 

Een ander probleem: per land kwamen er steeds minder individuele startbewijzen beschikbaar op de Winterspelen. In 2010 waren dat er twintig (tien mannen, tien vrouwen), inmiddels zijn het er achttien. Voor ’s werelds dominante schaatsnatie Nederland betekende dat: meer kanshebbers dan startplekken.

Lees ook

De Spelen in Milaan komen dichterbij, maar de Nederlandse mannen schaatsen voorlopig in de marge

Chris Huizinga werd achtste op de 10.000 meter tijdens de wereldbekerwedstrijden in Heerenveen.

Sierksma ontwikkelde een model dat de winstkansen van de Nederlandse schaatsers op de Spelen berekende. Het was gebaseerd op computersimulaties van wedstrijden waarin de internationale prestaties (wereldbekerwedstrijden, WK afstanden) van de Nederlanders in de laatste twee jaar leidend waren. Sierksma kon met deze prestatiematrix – of kortweg ‘de matrix’ – een selectie met maximale medaillekansen overhandigen aan de KNSB. Selectiewedstrijden waren niet nodig. „Maar ik had toen onvoldoende in de gaten dat de schaatsbond een ander probleem had”, zegt hij. „Er moest ook geld verdiend worden, en daar was een OKT met volle tribunes ideaal voor.”

Zo ontstond de procedure die tot op de de dag van vandaag gehanteerd wordt. De prestatiematrix berekent de ideale selectie. Een commissie van de KNSB maakt daar een selectievolgorde van – met de grootste kansen op olympisch goud bovenaan. En die ‘sevo’ wordt vervolgens ingevuld met de uitslagen van het OKT.

‘Fok de matrix’

Het was in 2009 even wennen voor de schaatsers. NRC beschreef hoe Mark Tuitert op het OKT zijn vrouw op de tribune moest vragen of hij zijn olympische ticket nou binnen had of niet, na zijn vierde plek op de 1.000 meter. Bij de mannelijke sprinters was er boosheid over de lage inschaling van de startbewijzen op de 500 meter in de selectievolgorde. „Fok de matrix”, tekende de Volkskrant destijds op uit de mond van Tuitert.

De oud-schaatser moet er nu om lachen. „Ik vond het eigenlijk meteen wel fijn, de matrix en de selectievolgorde zorgden voor duidelijkheid. Maar het OKT is een toernooi waarbij je niks kunt winnen, een soort fuik waar je doorheen moet, het maakt niet uit hoe. Dus fok de matrix, je moest gewoon zo hard mogelijk schaatsen.”

Dat is de grote winst van dit systeem, zeggen zowel Sierksma als Remy de Wit, de huidige technisch directeur van de KNSB: rust en duidelijkheid in aanloop naar de Spelen. Een ander voordeel, zegt De Wit, is dat het OKT door de matrix en de selectievolgorde nóg meer een piekmoment is geworden dan voorheen, toen schaatsers met een kruisje nog een ontsnappingsroute hadden.

Het gevolg is dat schaatsers op het OKT kunnen proefdraaien voor de druk van de Spelen: het moet allemaal in die éne rit gebeuren. „Ik bestrijd de gedachte dat we het OKT organiseren om het geld”, zegt De Wit. „Het kost ons meer geld dan het ons oplevert. We doen dit omdat we het sporttechnisch goed vinden.”

Plekje van Kramer

Toch kleven er ook nadelen aan de Nederlandse selectieprocedure, zeggen betrokkenen. Zo maakt het systeem een volgorde op basis van persoonlijke prestaties van schaatsers uit het recente verleden, maar kunnen de plekken op die lijst vervolgens door ándere schaatsers worden veroverd op het kwalificatietoernooi. Schaatscoach Orie noemt dit „een zwaktetje van het model”. Hoogleraar Sierksma: „Ik kan de KNSB op basis van de prestatiematrix zo een selectie overhandigen met de grootste winstkansen. Maar de bond maakt het zichzelf moeilijk door er met het OKT een zware selectiewedstrijd aan toe te voegen.”

Iedere vier jaar zijn er weer voorbeelden van schaatsers die hoog in de selectievolgorde komen maar laag eindigen op de Spelen – en omgekeerd. De onbekende Bob de Vries won op het OKT voor de Winterspelen van 2018 de 5.000 meter, een afstand die vanwege de jarenlange internationale dominantie van Sven Kramer een hoge medaillekans gaf. Op de Spelen in Pyeongchang werd De Vries vervolgens teleurstellend dertiende, terwijl Kramer zijn derde goud toucheerde. „Ik ging daar heen als belangrijkste medaillekandidaat”, zegt De Vries nu. „Eigenlijk reed ik op het plekje van Kramer. Toch voelde het niet alsof ik zijn plaats had gestolen. Dan hadden ze me er maar af moeten rijden op het OKT.”

Margot Boer ziet dat ze de bronzen medaille heeft gewonnen op de 1.000 meter bij de Olympische Winterspelen van 2014 in Sotsji.

Margot Boer ziet dat ze de bronzen medaille heeft gewonnen op de 1.000 meter bij de Olympische Winterspelen van 2014 in Sotsji.

Foto ROBIN UTRECHT/ANP

Bij sprintster Margot Boer ging het vier jaar eerder precies omgekeerd. Op het OKT voor de Spelen in Sotsji (Rusland) werd ze vierde op de 1.000 meter, en kwam daarmee op een lage plek in de selectievolgorde (zestiende). Maar omdat schaatssters boven haar zich voor meerdere afstanden kwalificeerden, mocht ze toch naar Sotsji – en won een bronzen medaille. „Volgens de matrix had dat niet kunnen gebeuren”, zegt Boer. „Het gebeurde toch.”

Accurate voorspeller

Ondanks deze uitschieters blijkt de matrix een behoorlijk accurate voorspeller van olympisch succes – althans: als je naar de bovenste plekken in de selectievolgorde kijkt. Dat blijkt uit het dataonderzoek van NRC naar de afgelopen vier Winterspelen. Wie een van de eerste drie plekken in de selectievolgorde wist te bemachtigen, stond in driekwart van de gevallen ook op het olympische podium, zo blijkt. De succesratio neemt geleidelijk af naarmate de posities lager worden. 

Sportstatisticus Sierksma claimt niet dat zijn prestatiematrix heeft bijgedragen aan Nederlands schaatssucces. „De causaliteit is niet te controleren, want je hebt geen vergelijkingsmateriaal – dezelfde Spelen met dezelfde schaatsers zonder selectievolgorde. Dus ik zou de voorspellende waarde ervan op nul schatten.” Technisch directeur De Wit van de KNSB denkt daar anders over. „Ik durf voor honderd procent te stellen dat Nederland meer succes heeft behaald door de matrix en de selectievolgorde, want sindsdien geven we prioriteit aan de afstanden waarop we de meeste kans maken.”

Scroll om stap voor stap door de grafieken heen te gaan. De tekst gaat verder onder de graphic.

Plaatsmaken

Voorrang voor de meest kansrijke afstanden – dat is ook meteen de bron van een discussie die elke vier jaar oplaait. Want waarom zou je de meest kansrijke schaatsers niet gewoon van tevoren aanwijzen? Zo’n beschermde plek bepleitte drievoudig olympisch kampioen Kjeld Nuis onlangs tijdens de wereldbekerwedstrijden in Hamar. „Femke Kok, gewoon naar Milaan sturen zonder kwalificatie. Jenning de Boo, gewoon sturen. Joy Beune, gewoon sturen. Mij, gewoon sturen”, zei hij tegen het AD.

Zo’n optie bestaat wel degelijk, maar pas ná het OKT. In het geval van calamiteiten – of ten behoeve van de massastart en de ploegenachtervolging – heeft de KNSB de mogelijkheid om schaatsers aan te wijzen (maximaal drie vrouwen en drie mannen). „In de basis gebeurt dat zo min mogelijk”, zegt Remy de Wit. „Wie op het OKT de beste is, maakt de meeste kans op olympisch succes, van die gedachte gaan we uit.”

Jutta Leerdam en Femke Kok tijdens de 500 meter op de laatste dag van de derde wereldbeker schaatsen in het Thialf-stadion.

Jutta Leerdam en Femke Kok tijdens de 500 meter op de laatste dag van de derde wereldbeker schaatsen in het Thialf-stadion.

Foto Vincent Jannink/ANP

Toch lijkt er geen twijfel mogelijk: toppers als Kok, Beune of De Boo zullen bij rampspoed op het OKT – val, ziekte, blessure – gewoon naar de Spelen mogen. „Dus aan de ene kant heb je een model waarop je schaatsers heel hard afrekent”, zegt schaatscoach Orie, „en aan de andere kant gevallen waarvan je zegt: daarvoor geldt het model dan weer niet. Dat is bijzonder.”

Sinds de matrix is ingevoerd, zijn er iedere vier jaar schaatsers geweest die moesten plaatsmaken vanwege een aanwijsplek. Vier jaar geleden overkwam het Dai Dai N’Tab en Tijmen Snel: allebei volgens de selectievolgorde geplaatst voor de Spelen van Beijing, allebei gepasseerd ten gunste van rijders voor de ploegenachtervolging. „Zoiets gaat deze keer ook weer gebeuren”, zegt Orie. „Er gaan gewoon mensen naast vallen, zoals bij ieder OKT.”

Remy de Wit van de KNSB snapt de discussie. Maar, zegt hij: „De selectieregels zijn opgesteld in overleg met de coaches en schaatsers. Ze kunnen beter hun energie gaan steken in zo goed mogelijk zijn op het OKT.”

De journalistieke principes van NRC
Lees het hele artikel