Zweefvliegen die bijen en hommels imiteren, bootsen naast hun uiterlijk ook hun vlieggedrag na om roofdieren om de tuin te leiden. De beestjes stoppen ontzettend veel moeite in hun imitatie-act, aangezien een klein foutje roofdieren al snel op de hoogte kan brengen van de truc.
Een aantal zweefvliegensoorten imiteert zowel de uiterlijke kenmerken van bijen en hommels als hun vlieggedrag. Dat doen ze om zich te vermommen voor roofdieren – denk aan grotere insecten en vogels.
Zweefvliegen staan bekend om hun vermogen om andere vliegende insecten te imiteren. Ze komen in honderden verschillende soorten voor. Sommige daarvan lijken een beter toneelstukje op te moeten voeren dan andere om te kunnen overleven, blijkt uit nieuw onderzoek.
LEES OOK
‘Rampen kunnen een volk net zo binden als een gedeelde vijand’
Cultuurhistoricus Lotte Jensen onderzoekt de Nederlandse identiteit en de rol die rampen daarin spelen, zoals watersnoodrampen.
Camouflagespel
Zweefvliegen leveren net als bijen een enorme bijdrage aan de bestuiving van bloemen en planten. Maar in tegenstelling tot hun bekendere collega’s hebben zweefvliegen geen angel of gif om zichzelf te kunnen verdedigen. Heel intimiderend zijn ze dus niet – al laten ze roofdieren vaak juist denken van wel.
Door de uiterlijke kenmerken over te nemen van andere, gevaarlijkere insectensoorten houden ze zichzelf veilig. Er komen in Nederland honderden soorten zweefvliegen voor, en vaak lijken ze sprekend op bijen, hommels of wespen. Dat komt door natuurlijke selectie: roofdieren weten dat ze gestoken kunnen worden als ze een bij of wesp doorslikken en laten ze daarom vaker met rust. De zweefvliegen die het meest op die dieren lijken, overleven makkelijker en krijgen dus vaker nakomelingen.
Biologen aan de Universiteit van Hull in het Verenigd Koninkrijk onderzochten hoever verschillende zweefvliegsoorten gaan in hun camouflagespel. Zij voorspelden dat bepaalde zweefvliegen naast uiterlijke kenmerken ook de vliegpatronen van hun muzen overnemen.
Zweefvliegen zoeken over het algemeen namelijk naar gele en witte bloemen om nectar te verzamelen. Vaak hebben ze een korte tong, en bloemen van die kleur hebben een open en toegankelijke vorm. Bijen en hommels, daarentegen, hebben een langere tong, en halen hun voedsel vaker uit complexere, blauwgekleurde bloemen. Wespen hebben qua bloemkleur geen specifieke voorkeur: zij bezoeken beide kleuren bloem. Door te bestuderen welke bloemen de zweefvliegen opzochten voor nectar, kon het onderzoeksteam nagaan of hun vermomming verder ging dan alleen uiterlijk.
Hommels halen hun nectar het liefst bij paarse en blauwe bloemen. Beeld: Pixabay/Nennieinszweidrei.Kleur waarnemen
De biologen verdeelden verschillende zweefvliegsoorten over vier groepen, op basis van het insect dat ze imiteren: hommels, wespen, honingbijen en solitaire bijen. Daarnaast was er een controlegroep die bestond uit zweefvliegen die geen imitatie-eigenschappen hebben. Voor elke groep analyseerden de biologen vervolgens tientallen foto’s, afkomstig van verschillende insectenforums op het internet. Op elke foto moest zowel het insect als de bloem duidelijk zichtbaar zijn.
Nadat ze ervoor hadden gezorgd dat elke foto dezelfde helderheid en kleurverzadiging had, bepaalden de biologen de kleurwaardes van alle bloemen. Hierbij hielden ze er rekening mee dat insecten kleur niet op dezelfde manier waarnemen als wij. ‘Wanneer bijen en zweefvliegen op zoek gaan naar bloemen om te bestuiven, zien ze de ultraviolette kleurpatronen van de bloem. Rood licht vangen ze maar moeilijk op. Daar moet je rekening mee houden’, zegt Theo Zeegers, entomoloog aan het EIS Kenniscentrum Insecten, die niet betrokken was bij het onderzoek. ‘Je kunt bij dat soort insecten dus niet echt spreken van ‘geel’ of ‘blauw.’’
De biologen konden dus niet simpelweg de op beeld vastgelegde kleur van elke bloem noteren. In plaats daarvan gaven ze elke bloem een ‘geelheidsscore’ op basis van de hoeveelheid groen en rood licht dat hij uitzond, en een ‘blauwheidsscore’ op basis van de hoeveelheid blauw en violet licht dat hij uitzond. Op die manier wisten ze de kleurwaarneming van insecten te vertalen naar menselijke begrippen.
Na de kleuren van honderden foto’s te hebben geanalyseerd, zagen de biologen een trend. Zweefvliegen die bijen en hommels imiteerden, bezochten naast gele ook erg vaak blauwe bloemen – ondanks dat ze hun voedsel in die bloemen moeilijker kunnen bereiken. De wespenimitators bezochten, net als zweefvliegen die niet doen aan imitatie, vooral gele bloemen. Zij pasten hun gedrag dus niet aan.
Goede act
Volgens het onderzoeksteam vergroten de bij- en hommelimitators hun overlevingskansen door blauwere bloemen te bezoeken. Als de muze van een zweefvlieg een gevaarlijkere insectensoort is, hoeft de vlieg minder nauwkeurig te zijn in zijn imitatie. Zo is een wesp gevaarlijker voor een roofdier dan een hommel. Wespen steken namelijk vaker. Een hommel, daarentegen, steekt minder snel, en dus happen roofdieren vaker naar deze insecten. Het kan dus zo zijn dat een zweefvlieg die een hommel imiteert, een veel betere act moet opzetten om niet op te vallen dan een zweefvlieg die een wesp imiteert. Het overnemen van vlieggedrag kan volgens de biologen daaraan bijdragen.
Een andere verklaring voor het gedrag kan zijn dat de tongen van de bestudeerde zweefvliegsoorten in de loop van de evolutie ook daadwerkelijk langer zijn geworden – net zo lang als die van de hommels en bijen die ze nadoen. ‘Als de tongen van die zweefvliegen door evolutie beter zijn aangepast op de vormen van blauwe bloemen, dan hebben ze er zelf ook baat bij om deze te bezoeken. Dan speelt kleur dus geen rol meer’, zegt Zeegers. Daarom willen de biologen de tonglengtes van de hommelimitators in een vervolgonderzoek onder de loep nemen.
Ook hier geldt volgens de biologen weer hetzelfde evolutionaire principe: de zweefvliegen die de beste imitatie neerzetten – en dus een iets langere tong hebben – overleven het langst. Zij krijgen meer nakomelingen, die vervolgens ook weer een lange tong hebben.
De veranderde bloemenvoorkeur is volgens de biologen de eerste keer dat zogeheten ‘habitat-imitatie’ is waargenomen. Een goede imitatie-act bestaat volgens hen uit een samenhang van verschillende technieken: van een goede vermomming tot aan realistisch nagebootst gedrag.

2 dagen geleden
4





English (US) ·