Waarom ik me soms een ‘vrouwensportdrammer’ voelde

2 dagen geleden 4

De positie van vrouwen is een onderwerp dat me altijd heeft getrokken. Voor welke NRC-redactie ik de afgelopen 28 jaar ook werkte – Sport, Binnenland, Weekend, Economie, Media: altijd keek ik met een schuin oog hoe vrouwen zich in een bepaalde sector ontwikkelen. Als de rechten van vrouwen onder druk komen te staan, zegt dat veel over de tijd waarin we leven. U weet wel, iets met ‘kanarie’ en ‘kolenmijn’.

Sinds november 2023 maak ik een persoonlijke zoektocht naar de positie van vrouwen in topsport. Het begon in de vorm van een nieuwsbrief voor abonnees, en later, sinds het najaar van 2024, als wekelijkse rubriek in de krant: De Gelijkmaker. Hoe verloopt de strijd van sportvrouwen voor betere salarissen, faciliteiten en omgangsvormen? Voor meer zendtijd, prijzengeld en wetenschappelijk onderzoek? Ik merkte al snel dat dat proces zich in een razend tempo voltrekt, sneller dan ik voor mogelijk had gehouden.

In 2023 waren er weinig mainstream media die de wereldwijde strijd van sportvrouwen als fenomeen volgden. Vaak lag de nadruk in berichtgeving op individuele prestaties van sportvrouwen, of de ontwikkeling van sporten die ook door vrouwen worden beoefend. Grote uitzondering was The Telegraph, die in 2019 Women’s Sport lanceerde, met nieuws, analyses, vraaggesprekken en achtergrondverhalen over sportvrouwen. De Britse krant werd daar afgelopen maart voor onderscheiden door de Britse Sports Journalists’ Association. Die oordeelde dat The Telegraph „met uitstekende berichtgeving een belangrijke rol speelde bij het helpen van de industrie om de ondervertegenwoordiging aan te pakken”.

Ik vermoed dat weinig sportjournalisten vrouwensport als wereldwijde beweging zien, omdat ze er zo aan gewend zijn dat sportmannen – los van de Olympische Spelen – veel meer in de picture staan. Door de vaak moeizame ontstaansgeschiedenis van vrouwensporten, lijkt het vanzelfsprekend dat vrouwen minder kansen krijgen. Dat speelsters in de Vrouwen Eredivisie bijvoorbeeld vaak voor een onkostenvergoeding voetballen, naast een studie of reguliere baan. Dat er tot drie jaar geleden nooit een vrouwelijke scheidsrechter op een mannen-WK had gefloten: het wordt door veel mensen als een gegeven beschouwd. Hoe vaak heb ik de afgelopen twee jaar wel niet gehoord: waar zeuren die vrouwen over, laat ze eerst maar eens zó goed spelen dat de stadions vol zitten en de kijkcijfers door het dak vliegen.

Baarmoeder

Dat sportvrouwen de afgelopen eeuw veel minder kansen kregen dan sportmannen, en bepaalde sporten lang niet mochten beoefenen als prof, wordt voor het gemak vergeten. Dat verklaart waarom er geen groot protest volgde toen Gian Franco Kasper, oud-voorzitter van de internationale skifederatie, in 2010 tegen ESPN zei dat vrouwen beter niet konden skispringen, omdat hun baarmoeder tijdens de landing kon barsten. Vanuit medisch oogpunt vond Franco de sport niet geschikt voor vrouwen.

Dat soort uitspraken kost sportbestuurders tegenwoordig de kop, maar de naweeën van die korte, vaak pijnlijke ontstaansgeschiedenis van veel vrouwensporten zijn in 2025 nog altijd voelbaar. Bij ‘EK voetbal’ denken de meeste mensen aan de spectaculaire volley van Marco van Basten in de finale van 1988 tegen de Sovjet-Unie, niet aan de oerkreet van Vivianne Miedema na haar beslissende doelpunt in de finale van 2017 tegen Denemarken. Dat is begrijpelijk: die mannenfinale is deel van ons collectieve geheugen, nog altijd veelbesproken in menig huiskamer, die vrouwenfinale niet. Of: niet genoeg om bij ‘EK voetbal’ aan vrouwen te denken.

Hoe vaak heb ik de afgelopen twee jaar wel niet gehoord: waar zeuren die vrouwen over, laat ze eerst maar eens zó goed spelen dat de stadions vol zitten


Of dat op korte termijn gaat veranderen betwijfel ik, hoe populair vrouwensporten als rugby, tennis, basketbal en voetbal tegenwoordig ook zijn in sommige landen. En hoe significant de investeringen, salarissen en sponsorgelden ook zijn toegenomen de afgelopen paar jaar. Maar misschien is dat ook niet zo belangrijk. Beter dan vrouwensport met mannensport te vergelijken, want dat leidt tot vermoeiende discussies, is te onderzoeken waarom topsportvrouwen anno 2025 nog zo veel strijd moeten leveren.

Strijd voor een coulantere houding bij hevige ongesteldheid. Strijd tegen grensoverschrijdend gedrag van coaches en voetbalbestuurders. Strijd voor een feest met fans na het behalen van de landstitel. Strijd voor baanbrekend wetenschappelijk onderzoek dat hun loopbaan ten goede komt. Strijd voor sportschoenen die niet op mannelijke leest geschoeid zijn. Strijd voor duidelijk beleid ten aanzien van zwangerschap. En in sommige landen zelfs: strijd om te mogen sporten.

De Afghaanse leeuwinnen, een boek van Khalida Popal, oud-aanvoerster van het Afghaanse vrouwenelftal, bewijst hoe ver dat kan gaan. De strijd van de Afghaanse leeuwinnen, zoals de bijnaam van het nationale elftal luidt, is van een geheel andere orde dan die van de Oranje leeuwinnen. Ze vechten niet voor betere salarissen, goede faciliteiten en meer media-aandacht, maar voor vrijheid en lijfsbehoud.

Voor de komst van de Taliban ervoer Popal hoe groot de emancipatoire kracht van voetbal is. „Bij het voetballen konden we voor het eerst doen wat wij wilden”, schrijft ze. „We namen beslissingen. Zal ik de bal passen? Zal ik schieten? Moet ik die lege plek opvullen? Moet ik naar links of rechts duiken om de bal tegen te houden? We hadden controle. We waren doelgericht.” Dat laatste bedoelde ze letterlijk en figuurlijk.

Irritatie

Bij het beschrijven van de strijd van sportvrouwen, ontkwam ik er niet aan soms parallellen met sportmannen te trekken. Want je kunt niet ‘gelijk maken’ als niet duidelijk is dat er een achterstand is. Dat had tot gevolg dat ik me soms een ‘vrouwensportdrammer’ voelde. Alsof ik elke keer hetzelfde verhaal vertelde, met andere namen en rugnummers.„Ben je niet bang dat die nadruk op de achtergestelde positie van vrouwen de lezer na verloop van tijd gaat irriteren?”, vroeg een collega me vlak voor de lancering van De Gelijkmaker. „Vooral mannen kunnen zich wel eens gaan irriteren”, waarschuwde hij. „Zo van: heb je háár weer.”

„Dat zou zo maar kunnen”, antwoordde ik. „Maar dat is voor mij geen reden het niet te doen.”

Ik hoopte de irritatie voor te zijn door lezers een palet aan verhalen vanuit de hele wereld te serveren. Van sumoworstelen in Japan tot basketbal in de VS en tennis in Saoedi-Arabië. En door mezelf soms niet te sparen, want ook ik maak natuurlijk weleens fouten in mijn zoektocht. Zo vertelde ik in een Gelijkmaker over het taalgebruik van commentatoren tijdens voetbalwedstrijden van vrouwen („de vrije man zoeken”, „een man in de rug”) dat ik een standje had gekregen in een rapport van Women Inc, een organisatie die zich inzet voor ‘gelijke kansen tussen mannen en vrouwen’. In een stuk over voetbalster Lieke Martens had ik geschreven dat vroeger alleen aan haar „wapperende paardenstaart” te merken was dat ze een meisje was, zó goed speelde ze.

Ik kon wel tegensputteren dat het om een citaat van een oud-ploeggenoot van Martens ging, dat het niet mijn eigen woorden waren, maar ik kon ook openstaan voor de kritiek. De onderzoekers schreven dat ik met die woorden eigenlijk zei: het is prijzenswaardig wanneer een vrouw zoveel talent heeft dat ze kan meevoetballen met de mannen en het (bijna) niet zichtbaar is dat ze een vrouw is. Je laat met dat soort taalgebruik zien dat mannen de norm zijn en vrouwen de uitzondering. Het kan jonge meiden ervan weerhouden de sport te gaan beoefenen, en zij hebben juist behoefte aan vrouwelijke rolmodellen. Touché.

Transvrouwen

Maar nog even terug naar die geïrriteerde reacties op De Gelijkmaker: dat viel eigenlijk wel mee. Vooral op X oogstte ik kritiek, als ik de positie van trans- en intersekse sporters besprak. Ik zou met mijn stukken „de betrouwbaarheid van de media verpesten”. „Onwetenschappelijk leuteren”. „Vol op het transorgel gaan”. „Een zeldzaam staaltje domheid” laten zien. Waarom noemde ik ‘transvrouwen’ niet ‘mannen’? Soms werd rectificatie geëist.

De toon van NRC-lezers was milder. Een enkele keer meldde iemand zich bij de ombudsman, maar meestal mailden ze mij. Waarom had ik wél de ene expert aan het woord gelaten en de andere niet? Kon ik niet een keer vanuit een andere invalshoek schrijven? Ik kreeg wetenschappelijke artikelen toegestuurd en verzoeknummers. Kon ik een keer uitzoeken waarom fans vrouwensport minder aantrekkelijk vinden dan mannensport? Waarom bonden niet pal staan voor vrouwensport? Waarom de toon van journalisten tegenover tennissters „zo agressief” is? Of er ooit onderzoek is gedaan naar ADHD en topsport?

Meerdere ouders wezen me op hun goed presterende dochter. Of ik niet een kijkje op haar Instagrampagina wilde nemen. „Ja, ik ben de vader, dus gekleurd, maar ik geef zo duidelijk mogelijk de feiten weer.”
Ik kreeg ook persoonlijke verhalen toegestuurd van vrouwen over hun ervaringen in de sportwereld, en uitnodigingen om lezingen te geven, bijvoorbeeld bij de Rotary club. Eén van de mails die ik koester is afkomstig van voormalig PvdA-minister Jan Pronk. „Jammer dat jullie hiermee stoppen”, schreef hij toen De Gelijkmaker als nieuwsbrief werd stopgezet.

Ik wist dat je vrouwensport als beweging niet kunt volgen voor de krant zonder in herhaling te vallen. Dat kan wat drammerig overkomen, maar daarmee laat je wél zien dat al die incidenten in al die sporten iets gemeen hebben. Zodat lezers na verloop van tijd denken: best gek dat die skispringster na het winnen van een kwalificatie een ‘goed gevulde toilettas’ krijgt, en haar mannelijke collega een cheque van 3.200 euro. En dat voetbalsters pas sinds kort de mogelijkheid hebben om te spelen op schoeisel dat speciaal voor hen ontworpen is. Zou dat iets met elkaar te maken hebben?

„Jouw artikelen gaan heel vaak over dingen die iedereen normaal zou moeten vinden of zou moeten accepteren, maar blijkbaar is het in de sport nog niet zo”, schreef een lezer me. Hij raadde aan naar mijn profiel op de NRC-site te kijken. „Daar staat ‘vrouwensport’. Ik vind dat eigenlijk wel een beperkte kwalificatie. Is ‘diversiteit en sport’ niet beter?”

In de afgelopen twee jaar beschreef ik hoe er voor het eerst een miljoen euro voor de transfer van een voetbalster werd neergeteld. Hoe investeerders steeds grotere bedragen in vrouwenclubs staken. Hoe er voor het eerst in 131 jaar een vrouwelijke IOC-voorzitter werd gekozen. Maar ook: hoe de populariteit van vrouwensport matchfixers aantrekt. Hoe hogere kijkcijfers gepaard gaan met online haat en stalking. Hoe steeds vaker langs de zijlijn komen te staan.

Als de populariteit van sportvrouwen snel groeit, zoals de basketbalsters van de Amerikaanse WNBA nu meemaken, stellen ze soms harde salariseisen. Dat leidt tot frictie en onbegrip, iets waar we de komende jaren vast meer van gaan zien. De vrouwensport gaat een nieuwe fase in, die ik – op enige afstand – zal blijven volgen. U ook, hoop ik.

De journalistieke principes van NRC
Lees het hele artikel